CPB: belastingdruk voor eenverdieners loopt op
http://CPB-Policy-Brief-2018-03-Eenverdieners-onder-druk.pdf
CPB Policy Brief 2018/03, 15 februari 2018
Het verschil in belastingdruk voor een- en tweeverdieners is sterk opgelopen. De vraag rijst of een verdere stijging wenselijk is met het oog op gelijkheid en doelmatigheid. Door voorgenomen beleidsmaatregelen loopt het verschil in belastingdruk voor een- en tweeverdieners in de toekomst verder op. De druk voor eenverdieners wordt dan hoger dan die voor tweeverdieners, wat opmerkelijk is, gegeven het lagere inkomen van eenverdieners. Het drukverschil tussen een- en tweeverdieners met jonge kinderen verkent inmiddels de grenzen van doelmatigheid.
Het afgelopen decennium stond het fiscale beleid in het teken van meer arbeidsparticipatie om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën te verbeteren. Ook kregen individualisering en de economische zelfstandigheid van vrouwen een sterker accent. Werken werd financieel aantrekkelijker door het verhogen van o.a. de arbeids- en combinatiekorting. Niet-werken werd minder aantrekkelijk door het inperken van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting. Dit beleid heeft bijgedragen aan de toename van het aandeel tweeverdieners en het aandeel economisch zelfstandige vrouwen.
De keerzijde van de beleidswijzigingen is dat de verschillen tussen het besteedbaar inkomen van eenverdieners enerzijds en van tweeverdieners anderzijds zijn opgelopen: de druk voor eenverdieners is toegenomen, terwijl die voor tweeverdieners juist is afgenomen. Bij een gegeven huishoudinkomen is de druk voor tweeverdieners lager dan die voor eenverdieners. Gemiddeld over de huishoudinkomens is de druk voor beide groepen echter vergelijkbaar, omdat tweeverdieners doorgaans een hoger huishoudinkomen hebben. In de toekomst wordt de druk voor eenverdieners echter ook gemiddeld hoger dan voor tweeverdieners (als percentage van het inkomen, niet in euro’s). Daarbij behoort Nederland internationaal gezien nu al tot de top wat betreft het verschil in druk tussen een- en tweeverdieners.
De beleidsvraag is hoe hoog de druk op eenverdieners moet worden ten opzichte van die op tweeverdieners. Eenverdieners hebben gemiddeld een lager huishoudinkomen dan tweeverdieners. Daar staan wel voordelen tegenover, zoals meer tijd voor informele zorg, maar de vraag is of die voordelen (nog) opwegen tegen de (toenemende) ongelijkheid in de besteedbare inkomens van een- en tweeverdieners. Bij stellen met kinderen van 0 tot en met 3 jaar oud lijkt het drukverschil tussen een- en tweeverdieners al ondoelmatig hoog, een drukverlaging voor eenverdieners leidt daar tot een Pareto-verbetering.
Er zijn diverse beleidsopties om het drukverschil tussen een- en tweeverdieners te beïnvloeden. Een verlaging van de combinatiekorting of de kinderopvangtoeslag verhoogt de druk voor tweeverdieners. Een verhoging van het kindgebonden budget of een overdraagbare algemene heffingskorting voor stellen met jonge kinderen verlaagt de druk voor eenverdieners. Deze beleidsopties leiden tot een afname in de ongelijkheid in de besteedbare inkomens van een- en tweeverdieners en hebben een beperkt effect op de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Deze beleidsopties leiden echter wel tot een lagere arbeidsparticipatie en minder economische zelfstandigheid, vooral van vrouwen.